Jaren geleden zette ik mijn eerste voetstappen als pas aangestelde conservator in Rijksmuseum Boerhaave. Als bioloog oefenden de natuurhistorische voorwerpen uit de zeventiende eeuw een grote aantrekkingskracht op mij uit. Mysterieus, oud en bijzonder waren ze. Een hoorn van een eenhoorn, een vergulde tand van een draak dat soort dingen. Dat de hoorn de tand een narwal was en dat de drakentand een fossiele haaientand bleek te zijn, deed er niet eens zo veel toe.
Tussen die wonderlijke objecten lag een boek met daarin nauwkeurige tekeningen van schelpen en schelpdieren. Gepubliceerd door Georg Eberhard Rumpf (1627-1702). Beter bekend onder zijn verlatijnste naam Rumphius. Starend naar het boek dwaalden mijn gedachten af naar de tropische landschappen van het eiland Ambon. Daar woonde en werkte hij jaren lang en besteedde hij een groot deel van zijn leven aan het beschrijven van de lokale flora en fauna. Wat later hoorde ik van een oudere collega het tragische levensverhaal van deze man.
Een leven vol noodlot
In 1653 kwam Rumphius, in dienst van de VOC in Batavia aan. Hij nam in 1657 zijn ontslag en accepteerde een baantje als ambtenaar op een afgelegen post aan de noordkust van Ambon waar hij trouwde met een Indonesische.
Rumphius begon de natuur rondom hem te bestuderen. Hij bestudeerde de taal en leerde van de plaatselijke bevolking over het medicinale gebruik van planten. In 1668 vroeg hij een soort van sabbatical aan om daar over te publiceren. Twee jaar later sloeg het noodlot voor het eerst toe: hij werd blind. Maar dat weerhield hem er niet van om door te werken. Hij kreeg een klerk tot zijn beschikking en zijn vrouw assisteerde bij de werkzaamheden.
Op 17 februari 1674 werden Ambon en de omringende eilanden getroffen door een tsunami als gevolg van een zeebeving in de Bandazee. De golf die de kust van de eilanden volledig verwoestte, zou minstens 3 meter hoog zijn geweest. Wederom sloeg het noodlot toe, de botanicus verloor zijn vrouw en een kind.
In 1687 was hij bijna klaar met de voorbereiding van de publicatie van het Amboinsche kruidboek, maar bij een brand werden alle tekeningen en zijn verzameling planten (het herbarium) verwoest. Had het geluk hem dan volledig verlaten? Het zou nog erger worden.
In 1688 nam de compagnie een kunstenaar en Rumphius' zoon in dienst om de botanicus te helpen. In 1690 werden zes van de uiteindelijk twaalf delen naar Batavia verscheept en daar uitgegeven. Het werk van 1661 foliobladen werd naar de Republiek verscheept, maar het schip "Waterland" ging in een zeegevecht bij Bordeaux verloren.
Gelukkig had Johannes Camphuys, zijn beschermheer, tijdens zijn leven kopieën laten maken en zo lukte het toch om zijn werk uit te geven, hoewel het tot na 1741 duurde voor het in zijn geheel verscheen. Het werk legde de basis voor het wetenschappelijk onderzoek naar de flora en fauna van de Molukken en de zee eromheen.
Een bijzondere vondst
Door de brand is het herbarium van Rumphius dus verloren gegaan. En tot voor kort dacht iedereen dat daar dan ook niets meer van over was gebleven. Totdat een aantal jaar geleden in een ander 17e eeuws herbarium, dat van Hermann, 4 bladen werden gevonden met gedroogde planten die aan Rumphius kunnen worden toegeschreven.
Het Herbarium van Hermann is te zien op zaal bij het thema De Gouden Eeuw. Daarnaast ligt het schelpen boek van Rumphius.
Dit artikel is geschreven door Bart Grob, conservator Rijksmuseum Boerhaave
Geïnteresseerd in Rumphius? Lees ook het verhaal: