De vorige lockdown, die 75 jaar geleden eindigde, dwong Nederlandse wetenschappers nieuwe wegen in te slaan. Ze boekten daarmee vaak opmerkelijke resultaten. Hoog tijd om de balans op te maken. Nederlandse penicilline en de geboorte van de radioastronomie – juist nu kunnen we er wat van leren.
Ogenschijnlijk waren er tijdens de Tweede Wereldoorlog twee mogelijkheden voor een wetenschapper: volledige inschakeling in de oorlogsinspanning of marginalisering. In tijden van Totalkrieg stond immers alles, maar dan ook álles in het teken van de oorlogsinspanning. Of toch niet?
Wie in Los Alamos aan de atoombom werkte, in Duitsland aan V2’s rekende of in Engeland onderzoek naar penicilline deed, hielp koortsachtig mee aan het slagen van de oorlogsinspanningen. Maar wat moest een wetenschapper in een bezet land als Nederland? Ga maar na: universiteiten op een steeds lager pitje, Joodse (en andere) collega’s weggevoerd, contacten verbroken, censuur, repressie, schaarste. Je zou voor minder bij de pakken neerzitten.
Velen vertikten dat laatste. Voor de Vlaams-Utrechtse astronoom Marcel Minnaert werd voortzetting van de wetenschap na de Duitse inval zelfs een principiële zaak. Hij beschouwde dit als het hoogste cultuurgoed en daarom als een wapen tegen het fascisme. ‘In Uw studeerkamer zijt ge onoverwinnelijk’, stelde een andere hoogleraar. Juist in deze tijd kwamen Nederlandse geleerden tot opmerkelijke prestaties. Welke lessen kunnen we eruit trekken?
1. Improvisatie loont
Wie kent niet het veel bezongen verhaal van de internist Willem Kolff die op de zolder van het stadsziekenhuis in Kampen de allereerste kunstnier in elkaar schroefde? Het primitieve apparaat hangt van houten latjes, een fietsketting, een tweedehands naaimachinemotor en het aluminium van een neergestort vliegtuig aan elkaar. Maar Kolff bouwde dankzij zijn improvisatievermogen wel het allereerste kunstorgaan ooit.
Kunstnier, J. W. Kolff, 1943 (collectie Rijksmuseum Boerhaave V03800)
Ook voor de onderzoekers van de NG&SF (Nederlandse Gist en Spiritus Fabriek, later Gist-Brocades, nu deel van DSM) was het behelpen. Toch realiseerden zij een verbluffende doorbraak door uit de penicillineschimmel een toedienbaar medicijn te bereiden. In stilte, en verstoken van alle contacten, kweekten ze in oude melkflessen hetzelfde goedje dat de Britten en Amerikanen slechts dankzij een massale mobilisering van middelen en mankracht wisten te brouwen: het eerste bruikbare antibioticum. In november 1945 genas Delfts penicilline (dat Bacinol heette) voor het eerst een doodzieke patiënt. Twintig jaar later was Gist-Brocades één van ’s werelds grootste penicilline-producenten.
Toegegeven, soms leken de Nederlandse wetenschappers wel wat wereldvreemd.
2. Doe alsof er niets aan de hand is
Totale oorlog of niet, in werkelijkheid ging het maatschappelijke leven tijdens de Bezetting lange tijd verrassend ongestoord door. De Duitse inval kon ook de Delftse ingenieur Bart-Jan Le Poole er niet van weerhouden om zijn afstudeerproject aan de Technische Hogeschool Delft af te ronden: het bouwen van een elektronenmicroscoop. Nadat dit was gelukt ging hij, geholpen door de NG&SF en Philips, stoïcijns verder met een tweede model, dat hij in juli 1944 afleverde. Daarin verwerkte hij eigen ontworpen tussenlenzen, die essentiële innovaties bleken om van de nieuwe en nog onhandige techniek een goed hanteerbaar apparaat te maken. Dankzij Le Pooles pioniersarbeid kwam Philips in aanraking met de elektronenmicroscopie, om na de oorlog uit te groeien tot marktleider voor dit product.
Elektronenmicroscoop van Bart-Jan Le Poole, met tussenlens, 1943-1944 (collectie Rijksmuseum Boerhaave P10139)
Toegegeven, soms leken de Nederlandse wetenschappers wel wat wereldvreemd. Terwijl geallieerde troepen de Normandische kust bestormden, leek er voor de Leidse fysici van het Kamerlingh Onnes Laboratorium niets belangrijkers te bestaan dan de bestudering van de warmtegeleiding in vloeibaar helium-II. In dezelfde tijd verdedigde in Groningen ene G.M. Baggerman nog een proefschrift over het gehoororgaan van de mierenegel.
Armband waarmee medewerkers van de medewerkers van de Kamerlingh Onnes Laboratorium ongestoord over straat konden (collectie Rijksmuseum Boerhaave V34993)
Dankzij de hulp van onderduikers kon Minnaert lekker opschieten met het uitmeten van de spectraallijnen
3. Ieder nadeel heb z’n voordeel
De onderzoekers van de NG&SF stortten zich op penicilline omdat de gewone productie van de fabriek vanwege tekorten aan grondstoffen stil kwam te liggen. Je moest er maar het beste van maken. Dat dacht astronoom Minnaert ook. Hij zat zelf opgesloten in het gijzelaarskamp in Sint Michielsgestel. Maar zijn onderzoeksgroep kon dankzij de hulp van onderduikers lekker opschieten met het arbeidsintensieve uitmeten van de spectraallijnen uit zijn zonne-atlas, van belang om meer inzicht te krijgen in de fysica van het zonne-oppervlak. En de verduisterde lucht boven Utrecht bood een uitgelezen mogelijkheid om het maanoppervlak te bestuderen, met een studie over de samenstelling van de maanbodem als resultaat.
De bezettingstijd bood ook andere mogelijkheden. Menig geleerde schreef nu eindelijk het boek waar hij maar niet aan toe kwam. Het tot stilstand komen van de normale routines schiep de mentale ruimte voor nieuwe invallen. De astronomen Jan Hendrik Oort en Henk van de Hulst bedachten tijdens de oorlog dat het registreren van de 21-centimeter spectraallijn van waterstof een nieuw beeld van het heelal kon opleveren. Ze legden daarmee de grondslag voor de radiotelescopie, die een heel nieuw venster op het universum opende.
4. Wees niet te principieel
De chemici Josef Ferdinand Arens en David Adriaan van Dorp van Organon verrichtten een huzarenstukje door synthetisch vitamine A zuur te produceren (dat ze kort na de oorlog ook daadwerkelijk tot vitamine A wisten te reduceren). Zij werkten wel onder veel betere omstandigheden dan hun collega’s. Organon was in 1943 overgenomen door de Duitse medicijnreus Schering, en Arens en Van Dorp beschikten over glaswerk van superbe kwaliteit. De zoektocht naar synthetisch vitamine A werd ingegeven door de verslechterende voedselsituatie in Duitsland en de bezette gebieden. Het wrange was wel dat terwijl Arens en Van Dorp zich zo feitelijk beijverden voor de Duitse zaak, Organons eigenlijke directie (want Joods) in vernietigingskampen belandde.
Kistje vitamepreparaten, J.F. Arens, 1940-1950 (collectie Rijksmuseum Boerhaave V31667)
Uit internationaal onderzoek blijkt dat wetenschappers tijdens de Tweede Wereldoorlog zelden werden gedreven door hoogstaande motieven. Het eigen belang prevaleerde. Wetenschappers, waar ook ter wereld, blonken vooral uit in opportunisme. Daarin stonden Arens en Van Dorp bepaald niet alleen.
Natuurlijk waren er onversneden verzetshelden, zoals de Amsterdamse fysicus Teun Michels, die een spionagenetwerk leidde. Ook waren er die ontegenzeggelijk de verkeerde keuze maakten - Michels’ directe collega en NSB-er T.L. de Bruin. Maar wie in goed-fout-schema’s denkt, raakt al snel in de knoop. Was Nobelprijswinnaar Peter Debye een aantal jaar geleden niet in opspraak geraakt vanwege zijn vermeende meegaande houding met het Nazi-regime? Juist hij is de Nederlandse geleerde die het meest heeft kunnen betekenen voor de geallieerde zaak. Na zijn vertrek uit Duitsland leverde hij in de VS een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar synthetisch rubber (waar de toevoer van natuurlijk rubber uit Azië was gestremd). En was dat heliumonderzoek in het Kamerlingh Onnes Laboratorium nu echt zo wereldvreemd? Door onderzoekers aan het werk te houden, bleven ze wel gevrijwaard voor de Arbeitseinsatz.
Medewerkers van het Kamerlingh Onnes Laboratorium in 1944 (foto Leiden Institute of Physics)
Kortom
Voor grote morele dilemma's komen wetenschappers in deze tijd gelukkig niet te staan. Toch kunnen we iets leren van de bezettingswetenschap. Onder moeilijke omstandigheden dienen zich voor de flexibelen van geest, de optimisten die weigeren bij de pakken neer te zitten en de lefgozers die nieuwe paden durven in te slaan, altijd nieuwe mogelijkheden aan. Ik verwacht er veel van.
Ad Maas
De strekking van het verhaal en een aantal van de voorbeelden zijn terug te vinden in: A. Maas & H. Hooijmaijers (red.), Scientific research in World War II: What scientists did in the war (New York 2009)