De microscopen van Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723), veruit de beste van zijn tijd, behoren tot de absolute topstukken van de Collectie Nederland. Nederland is trots op dit stukje cultuur, want in 2018 werd de microscoop tweede bij de verkiezing van het Pronkstuk van Nederland.

Het is zo’n bijzondere uitvinding, omdat de meeste microscopen in zijn tijd maar ongeveer 30 keer vergrootten. En Van Leeuwenhoek's microscopen vergrootten tot wel 270 keer. Daardoor kon hij dingen zien, die nog nooit iemand gezien had. Er ging er letterlijk een hele nieuwe wereld open: de microkosmos. Zo zag hij als eerste  bacteriën en zaadcellen, waardoor onze denkbeelden over hygiëne en de menselijke voortplanting voor altijd veranderden.

Zijn observaties waren ongeëvenaard tot 100 jaar na zijn dood. Geen wonder dat zijn concurrenten erg benieuwd waren hoe hij de lenzen van zijn microscoop maakte. Maar hij gaf het recept niet zomaar prijs. Sterker nog: uit nieuw onderzoek van conservator Tiemen Cocquyt van Rijksmuseum Boerhaave in samenwerking met de TU Delft, vorige week gehighlight in het gezaghebbende Nature, blijkt dat hij ze bewust op een dwaalspoor zette. Hij deed het voorkomen alsof hij een heel eigen techniek had uitgevonden. Nadat een uitzonderlijk sterk vergrotende microscoop in een onderzoeksreactor in Delft in een neutronenbundel was geplaatst, waarbij er als het ware door het omhullende metaal heen naar de lens 'gekeken' kon worden, bleek dat de lens verrassend gewoon is. Hoogstwaarschijnlijk is de lens gemaakt door een dun glazen staafje in een vlam te houden, waardoor het einde samensmolt tot een bolletje dat vervolgens van de staaf werd afgebroken. Die methode was al in 1678 beschrijven door de Brit Robert Hooke. Mogelijk keek Van Leeuwenhoek de kunst van hem af. Heel ironisch, omdat juist Hooke heel benieuwd was naar de geheime techniek van Van Leeuwenhoek. 

Dat maakt de prestatie van Van Leeuwenhoek er natuurlijk niet minder om. Het onderzoek laat zien dat hij uitzonderlijke goede resultaten boekte met opvallend gewone lenzen.  

Amito Haarhuis, Directeur Rijksmuseum Boerhaave

Deze column verscheen op dinsdag 25 mei 2021 in De Telegraaf.

Zoek op