Wat een schok: vorige week maakte de Zoogdiervereniging bekend dat het konijn en de haas in ons land op de Rode Lijst Zoogdieren terechtgekomen zijn. Als bioloog en dierenliefhebber maakte ik mij al veel zorgen over zeldzame dieren die dreigen uit te sterven, zoals de noordelijke witte neushoorn waarvan het laatste mannetje in 2018 gestorven is. Maar dit is van een hele andere orde: de voorheen in Nederland zeer algemene zoogdieren konijn en haas hebben de status 'gevoelig' omdat hun aantallen met 60 tot 70% achteruit zijn gegaan sinds 1950. Het algemene beeld is dat het niet goed gaat met de zoogdieren op het boerenland.

Je zou denken dat iedereen hier net zo van zou schrikken als ik. Maar de Jagersvereniging was vanwege invoelbare redenen minder blij met het nieuws. En wat doe je dan? Je zaait twijfel over de betrouwbaarheid van de cijfers, zoals we helaas wel vaker zien in deze tijd. Volgens hen gaat het helemaal niet zo slecht met konijnen en hazen, zijn hun eigen afschotcijfers niet meegenomen in de berekening, en is 1950 als referentiejaar dubieus.

Het was goed van de Zoogdiervereniging dat ze de Jagersvereniging van repliek dienden met een koekje van eigen deeg. In een persbericht gingen ze heel rationeel en wetenschappelijk in op de aantijgingen. Ze gaven aan dat de stelling dat het best goed gaat met konijnen en hazen niet onderbouwd is. Ze meldden dat ze wel degelijk de afschotcijfers hebben meegenomen, en dat die een vergelijkbare trend laten zien als de cijfers van de Zoogdiervereniging. Ze benadrukten het belang van referentiejaar 1950, omdat dit gebruikt wordt voor alle soortgroepen, waardoor de lijsten vergelijkbaar zijn. Vooral ook benadrukten ze dat ze hebben gewerkt met een onafhankelijke begeleidingscommissie, waaronder ecologische adviseurs en het gerenommeerde instituut CBS. En dat de Rode Lijst een sterke wetenschappelijke basis heeft die gezaghebbend is in de wereld.

Daarnaast staan de cijfers niet op zichzelf. Eerder vorige week zagen we dezelfde trend bij de gepubliceerde cijfers over de vogels van het boerenland. In plaats van de cijfers in twijfel te trekken, doen we er goed aan om met elkaar een plan maken hoe we het tij kunnen keren. Want voor konijn en haas is dat nog goed mogelijk. Voor de noordelijke witte neushoorn is het te laat.       

Amito Haarhuis, directeur Rijksmuseum Boerhaave

Deze column verscheen op dinsdag 10 november 2020 in De Telegraaf.

Zoek op