Oppenheimers broer

Terug naar Columns

Op 20 juli ging de film Oppenheimer van regisseur Christopher Nolan in première in Nederland. Deze film over de ‘vader van de atoombom’ kreeg in deze krant vijf sterren. J. Robert Oppenheimer leidde het Manhattan Project tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij in de Verenigde Staten in het geheim werd gewerkt aan de ontwikkeling van de atoombom.

In de film speelt ook zijn broer Frank Oppenheimer een centrale rol. Frank was net als zijn acht jaar oudere broer Robert natuurkundige, en stond hem aan het einde van de oorlog bij met het plannen en coördineren van het instrumentarium voor de test van de bom. Maar Frank Oppenheimer werd vooral bekend vanwege iets heel anders: een nieuw type wetenschapsmuseum.

Maar voor het zover was, leidde hij een roerig leven. Na de oorlog had hij eerst een aanstelling aan de Universiteit van Minnesota, waar hij in 1949 werd ontslagen omdat hij lid was geweest van de communistische partij. Hij kocht toen een veeboerderij in Colorado. Daar leefde hij een teruggetrokken bestaan tot hij op een gegeven moment een baan als natuurkundeleraar aangeboden kreeg. Vanaf 1959 had hij uiteindelijk weer een aanstelling aan een lokale universiteit. Daar vernieuwde hij het onderwijs door studenten experimenten te laten doen met oude apparaten. Dit vormde eigenlijk de basis van het wetenschapsmuseum dat hij zou ontwikkelen. 

In 1965 kreeg hij een beurs om Europese musea te bezoeken. Hij besloot daarna om zijn eigen museum op te richten, maar anders en beter dan wat hij gezien had. Het moest een museum worden waar de menselijke waarneming centraal stond. Waar je door zelf te experimenteren, ontdekkingen kon doen over natuurkundige fenomenen. Om daardoor grip te krijgen op de wereld om je heen. De aanduiding ‘museum’ was te formeel. Het noemde het ‘Exploratorium’, en het opende in 1969 zijn deuren in San Francisco. Het concept vond veel navolging en noemen we nu een science center. In Nederland was het de inspiratie voor NEMO in Amsterdam.

Amito Haarhuis, Directeur Rijksmuseum Boerhaave

Deze column verscheen dinsdag 25 juli 2023 in De Telegraaf

Zoek op