In de bibliotheek van Rijksmuseum Boerhaave trof ik dit pestplakkaat aan uit 1771. In deze bewogen tijden van corona-pandemie biedt dit twee-en-een half-eeuwen oude document een indringende kijk op een eerdere uitbraak van een besmettelijke ziekte - de builenpest - en hoe verschillende overheden destijds probeerden een catastrofe af te wenden, of op zijn minst in te perken. De problemen die ze daarbij ondervonden zullen iedereen die de actualiteit volgt bekend voorkomen.
Het pestplakkaat uitgevaardigd door de Staten Generaal van de verenigde Nederlanden, 1771
Maar eerst: wat is een pestplakkaat eigenlijk? Het plaatje toont een dicht beletterd affiche, met bovenaan een indrukwekkend blazoen met de Nederlandse leeuw. Dit aanplakbiljet werd uitgegeven door de overkoepelende overheid van de Republiek der verenigde Nederlanden, de Staten Generaal, en kondigt maatregelen af die de hele samenleving aangaan - in dit geval maatregelen tegen de verspreiding van de pest, vandaar pestplakkaat. De tekst van het plakkaat moest door de stadsomroeper worden voorgedragen en het affiche zelf op daartoe bestemde plaatsen worden opgehangen, zodat iedereen er kennis van kon nemen.
Een Nederlands pestplakkaat met de datering 1771 is op zich bijzonder. De laatste grote pestepidemieen in onze streken hadden immers in de jaren zestig van de zeventiende eeuw plaats gevonden. De maatregelen die in dit plakkaat worden afgekondigd zijn dan ook niet gericht tegen een inheemse epidemie. Ze zijn bedoeld om een uitbraak in het buitenland buiten de deur te houden.
Een ramp in Rusland
Wat was er aan de hand? In 1769 was er oorlog uitgebroken tussen Rusland en Turkije, een conflict dat zich vooral afspeelde rond de Zwarte Zee. Waar oorlog is volgen (besmettelijke) ziektes al snel, en dat was ook hier het geval. Vanuit het oorlogsgebied verspreidde zich razendsnel een ‘kwaadaardige koorts’ - eerst aan de Zwarte Zeekust van Moldavië, maar in de zomer van 1770 ook in Polen en de Baltische staten. De ziekte richtte daar een grote ravage aan.
In november van dat jaar vielen ook de eerste slachtoffers in Moskou: soldaten in een militair hospitaal. De kwaadaardige koorts was intussen geïdentificeerd als de gevreesde builenpest. Toch zette de ramp niet door. De strenge Russische winter had een remmend effect op de verspreiding van de pestbacil. De bevolking haalde opgelucht adem en zag af van verdere voorzorgsmaatregelen. Dat bleek voorbarig. In het voorjaar werden nieuwe gevallen van de pest geconstateerd en aan het eind van de zomer liep de situatie uit de hand met meer dan zeshonderd doden per dag.
De autoriteiten zagen niet werkeloos toe. De Russische vorstin Catharina de Grote wilde net als haar vader Peter de Grote haar land tot een moderne Westerse natie maken, met de gezondheidszorg als een van de speerpunten van haar vernieuwingsprogramma. Dit vernieuwende deel van de Russische medici was strak georganiseerd als onderdeel van de militaire gezondheidszorg. Bovendien waren de meeste doktoren opgeleid aan Europese universiteiten of afkomstig uit West-Europese landen. Het is ook aan deze buitenlanders te danken dat we vrij veel weten van de pestepidemie van 1771.
Catharina de Grote probeerde van Rusland een moderne staat te maken, gravure door Reinier Vinckeles, 1787
Het goed georganiseerde militair-medische apparaat trof snel maatregelen, en hield zich daarbij aan de modernste inzichten. Buiten de stad gelegen kloosters werden gevorderd als pesthospitalen en quarantaineplaatsen, de doden moesten buiten de stad worden begraven en de bezittingen van de pestslachtoffers moesten worden verbrand. Strenge maatregelen die misschien effect zouden hebben gehad als ze langere tijd waren volgehouden.
Maar hier stuitten de medisch wetenschappelijke denkbeelden van de artsen op de tradities en emoties van de bevolking. In heel Moskou braken rellen uit, mensen forceerden zich een weg in de pesthospitalen en quarantaine-oorden om bij hun dierbaren te zijn die daar afgezonderd zaten. De doden die buiten de stad waren begraven werden opgegraven om ze binnen de stadsmuren opnieuw ter aarde te bestellen. De doden werden zelfs door hun nabestaanden omhelsd, zoals de traditie voorschreef.
Gevolg van dit volksoproer was dat elke rem op de pestepidemie verdween: eind augustus en de hele maand september lag het aantal slachtoffers boven de duizend per dag. Uiteindelijk zou meer dan de helft van de Moskouse bevolking bezwijken aan de pest, terwijl mensen die de stad ontvluchtten de besmetting naar de wijde omtrek exporteerden. Dat de epidemie tenslotte uitdoofde kwam door de winter, die dat jaar zelfs voor Russische begrippen uitzonderlijk streng en langdurig was. De maandenlange vrieskou zorgde ervoor dat de pestbacterieen en hun dragers uitstierven.
Ondertussen in de Republiek
In de Nederlandse Republiek werden de dramatische gebeurtenissen in Oost-Europa met spanning gevolgd. De Republiek had veel handelscontacten met Rusland en met de havensteden aan de Baltische kust. Schepen uit Sint Petersburg, Riga, Konigsburg of Dantzig deden dagelijks Nederlandse havens aan. Het gevaar dat de bemanning of de lading van deze schepen de pest naar ons land kon brengen was zeer reëel. Reëel genoeg voor de normaal zelfstandig opererende steden en gewesten van de Republiek om maatregelen af te kondigen via het overkoepelende bestuursorgaan van de Staten Generaal.
Alle havens van de Republiek werd verboden om schepen uit het Baltische gebied toe te laten voordat hun lading was gecontroleerd en hun bemanning door chirurgijns was onderzocht op tekenen van besmetting met de pest. Als de lading wol, textiel, leer, huiden, pelzen of veren bevatte werd die pas na een quarantaine van veertig dagen in de haven toegelaten, en dat gold ook voor de bemanning. De ervaring was namelijk dat textiel en dierlijke weefsels vaak besmetting overbrachten. Mocht bij de bemanning besmetting zijn vastgesteld dan moest het schip zo snel mogelijk vertrekken, zonder de haven aan te doen. Op het niet navolgen van deze regels stonden strenge straffen: schepen konden in beslag worden genomen, met lijfstraffen voor de kapitein en de loods. Mensen die stiekem van boord probeerden te komen, konden de doodstraf krijgen.
Prent van een bedelaar (1700-1800)
Maar contacten met het buitenland ten oosten van de Republiek verliepen niet alleen overzee. Allerlei personen staken de grens over op zoek naar handel, werk of een aalmoes. De Nederlandse overheden bekeken deze stroom van marskramers, seizoensarbeiders en bedelaars vaak met argwaan. Het pestplakkaat van 1771 laat zien dat deze argwaan in tijden van nood kon omslaan in angst, of erger. Zo schrijft het plakkaat voor dat ‘geene landlopers of bedelaars’ het land mogen binnenkomen. De rechterlijke macht moest alle ongewenste vreemdelingen aanhouden en meteen het land uitzetten. Hun goederen moesten worden verbrand. Bovendien moest van deze vreemdelingen een signalement worden opgetekend, om te voorkomen dat ze opnieuw zouden proberen de grens over te steken.
Prent van een bedelaar (1700-1800)
Wat echter opvalt, is dat binnen deze groep ongewenste vreemdelingen een categorie met name wordt aangewezen: ‘inzonderheid geene Joden mogen hier te lande binnenkomen.’ Het lijkt erop dat sluimerende vooroordelen tegen een bepaalde bevolkingsgroep de neiging hebben om in dit soort crisissituaties naar de oppervlakte te komen.
Het pestplakkaat in de collectie van Rijksmuseum Boerhaave is bijna tweehonderdvijftig jaar oud, en de wereld waarin we nu leven is een andere dan die van de achttiende eeuw. Toch bevat de geschiedenis van de pestuitbraak in Rusland van 1771 en de Nederlandse reacties daarop wel elementen die je ook in de huidige coronacrisis kan herkennen. Zoals de ingewikkelde kwestie om bestrijdings- en beschermingsmaatregelen die wetenschappelijk verantwoord, logisch en noodzakelijk zijn, door de samenleving geaccepteerd te krijgen. Of de impuls om bij dergelijke rampen toch een zondebok aan te wijzen. Ook nu spreken sommigen over het coronavirus als ‘het Chinese virus.’
Tim Huisman