Vorige week nodigde collega columnist Piet Smolders u uit om eens met een kijker naar Saturnus en zijn ring te kijken. Christiaan Huygens ging u voor: met zijn telescoop met zelfgeslepen lenzen keek hij al in 1656 naar Saturnus. En hij was het die het tot dan toe onbegrepen uiterlijk van de planeet (had de planeet ‘oortjes’?) verklaarde met een ring. Vorige week publiceerden Australische wetenschappers een artikel in het wetenschappelijke vakblad Earth and Planetary Science Letters, waarin ze onderzoeksresultaten presenteren die erop zouden kunnen wijzen dat de aarde 466 miljoen jaar geleden ook een ringenstelsel had.
Voor deze theorie baseren de onderzoekers zich op de positie van inslagkraters die stammen uit deze periode waarin er veel meteorietinslagen waren. Als deze meteorieten uit allerlei delen van ons zonnestelsel afkomstig zouden zijn, zou je een gelijkmatige spreiding van kraters over de aarde verwachten. Maar dat is niet wat de onderzoekers vonden. Rekening houdend met de platentektoniek, ontdekten ze dat alle 21 onderzochte kraters 466 miljoen geleden binnen 30 graden van de evenaar lagen, hoewel meer dan 70% van de aardkorst buiten dit gebied ligt. Volgens de onderzoekers is het hierdoor heel aannemelijk dat de meteorieten afkomstig zijn van een ringenstelsel dat altijd rond de evenaar van een planeet te vinden is.
Hun theorie is dat een planetoïde die rakelings langs de aarde scheerde, is ingevangen door de zwaartekracht van de aarde. Door de sterke getijdenkrachten rondom de aarde is de planetoïde vervolgens in stukken uiteengevallen. In de loop van miljoenen jaren zijn deze brokstukken vervolgens naar de aarde gevallen, waardoor een piek in het aantal meteorietinslagen optrad.
Volgens de onderzoekers is een ringenstelsel ook een mogelijke verklaring voor het feit dat er in die tijd een ijstijd was, een van de koudste in de afgelopen 500 miljoen jaar. De schaduwwerking van het ringenstelsel en het stof van de meteorietinslagen zorgde mogelijk voor een ongekende afkoeling van de aarde.
Amito Haarhuis, Directeur Rijksmuseum Boerhaave
Deze column verscheen dinsdag 24 september 2024 in De Telegraaf