Middeleeuwse eekhoorns droegen lepra over

Terug naar Columns

Rode eekhoorns zijn in het Verenigd Koninkrijk inmiddels zeldzaam. Vorige zomer had ik het geluk er een te zien tijdens een wandelvakantie in Noord-Engeland. Bij een B&B waar ik verbleef, hadden ze een voederhuis voor eekhoorns gemaakt. Alle gasten haastten zich ernaar toe, toen daar een eekhoorn verscheen.

In de middeleeuwen waren er nog heel veel eekhoorns, en de mensen waren er -ook toen al- dol op. Ze werden gehouden als huisdier. Maar ook gedood voor hun bont dat werd gebruikt voor bontkraagjes of voering van kleding. 

In 2016 werd voor het eerst vastgesteld dat rode eekhoorns in het Verenigd Koninkrijk de menselijke variant van de leprabacterie bij zich droegen. Lepra is de oudste gedocumenteerde infectieziekte die bij mensen kan leiden tot ernstige vervormingen van handen, voeten en gezicht. Lepra komt in Europa nu nog nauwelijks voor, maar wereldwijd komen er jaarlijks nog 200.000 besmettingen bij, vooral in Azië, Zuid-Amerika en Afrika. Voor overdracht is langdurig, nauw contact nodig. Overigens is er in de huidige tijd geen enkel bewijs gevonden van een mens die besmet is door een eekhoorn. Geen reden voor paniek dus. 

Het lijkt erop dat dat in de middeleeuwen wel eens anders geweest zou kunnen zijn. De ontdekking uit 2016 inspireerde archeologen om onderzoek te doen in de plaats Winchester in Zuid-Engeland waar in de middeleeuwen zowel een leprozenhuis als een levendige handel in eekhoornbont was. Ze groeven botresten van zowel menselijke lepralijders als eekhoorns op. In beide monsters troffen ze de vingerafdruk van het dna van de leprabacterie aan. Uit de onderzoeksresultaten, die ze onlangs publiceerden in het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology, bleek dat het lepra-dna van de middeleeuwse eekhoorns meer leek op de menselijke resten dan op de moderne eekhoorns. Daaruit concluderen ze dat het waarschijnlijk is dat er een circulatie heeft plaatsgevonden van de leprabacterie tussen mens en eekhoorn. Waarschijnlijk te verklaren door het intensieve contact tussen mens en dier.

Amito Haarhuis, Directeur Rijksmuseum Boerhaave

Deze column verscheen dinsdag 14 mei 2024 in De Telegraaf

Zoek op