Wat hebben De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, de omgekeerde dierenriem op het oudst bewaarde Nederlandse planetarium en een discussie over het wel of niet voeren van de titel rijksmuseum met elkaar te maken? Samen vertellen ze het verhaal van Rijksmuseum Boerhaave en de Tweede Wereldoorlog in een nieuwe aflevering van de collectie Centraal.
Ontdek het verhaal in de video:
Museum of rijksmuseum?
Rijksmuseum Boerhaave had ten tijde van de Tweede Wereldoorlog nog niet de titel rijksmuseum. Hoewel het museum al wel gehuisvest was in een rijksgebouw en deels rijkseigendommen beheerde, heette het museum toen het Nederlands Historisch Natuurwetenschappelijk Museum. In de notulen van de bestuursvergadering van het museum op 11 februari 1941 is te lezen dat al tijdens de oorlog er discussie was over een naamsverandering. Het museum moest Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen gaan heten. Dit leidde tot pittige discussies in de bestuursvergadering. Het bestuur was verdeeld. Johan Bierens de Haan, zoon van de Leidse wiskundige David Bierens de Haan en een verwoed verzamelaar, vond dat het museum in zijn ‘groeiperiode’ verkeerde en nog niet toe was aan zo’n overstap. Bovendien zou de naamsverandering nodeloos de aandacht op het museum vestigen met het risico op roof van topstukken door de Duitsers, een NSB’er in het bestuur en een door de bezetter gelaste inlijving van collecties van andere musea. Toenmalig directeur Crommelin wuifde het eerste bezwaar weg maar erkende de overige drie ten volle. De Delftse ingenieur J.F. de Vogel achtte iedere reorganisatie in onzekere tijden gevaarlijk. Ook financieel was er geen noodzaak tot een overstap. ‘Eenstemmig werd dus besloten geen voorstel tot reorganisatie aan de Regering te doen’.
Foto's van het museum in de jaren '30 van de twintigste eeuw.
Toch keerde het punt na enkele jaren weer terug in de bestuursvergadering. De Afdeling Kunsten en Wetenschappen van het departement verzocht het bestuur alsnog de overdracht van het museum aan het Rijk te overwegen. Het punt werd opnieuw besproken op 11 februari 1944. De Vogel was opnieuw tegen, hij vreesde ‘gevaar voor overplaatsing naar elders, ongewenst bemoeiing met de interne aangelegenheden’. Bovendien waren de tijden niet minder onzeker dan drie jaar geleden. Bierens de Haan was nu minder uitgesproken en wees op de lopende reorganisatie van het museumbestel. Nu niet overstappen betekende straks achter het net vissen, vreesde hij. Niettemin besloot de vergadering (nog) niet op het voorstel in te gaan en het departement geen antwoord te sturen. Uiteindelijk werd de naamsverandering pas op 30 september 1947 doorgevoerd bij de heropening van het museum.
Krantenbericht uit Trouw (3 oktober 1947) over de heropening van het museum
Het bombardement van Leiden
Foto's van het bombardement van Leiden in december 1944 uit de collectie van Erfgoed Leiden & Omstreken
Het museum was de oorlog namelijk alsnog niet zonder kleerscheuren doorgekomen. Toen op 11 december 1944 een Brits vliegtuig het Leidse station en het rangeerterrein trachtte te bombarderen, trof één bom het oude Boerhaave laboratorium aan de Steenstraat. Hierin was sinds 1930 het Nederlandsch Natuurwetenschappelijk Museum gevestigd. De zijmuur met halfronde uitbouw werd verwoest, waarbij vijf personen de dood vonden. Een kwart van het gebouw lag in puin, met overal kalk en glasscherven. Hiermee waren de zalen met achttiende-eeuwse natuurkunde en astronomie vernield, evenals beneden de zalen biologie. Gelukkig was een groot deel van de topstukken aan het begin van de oorlog uit voorzorg elders ondergebracht. Niettemin moesten zo’n tien elektriseermachines, chemische preparaten, glaswerk, kasten, wiskundige modellen, demonstratie-instrumenten van de astronoom Frederik Kaiser, twee astronomische kijkers, een model van de grote koepel van de Sterrewacht, dertig anatomische preparaten uit de collectie Brugmans, een portret van Carolus Linnaeus, een bronzen buste van Georges Cuvier en een groot gedeelte van de collectie Lidth de Jeude als verloren worden beschouwd.
Foto's van de zalen natuurkunde, astronomie en biologie in het museum in de jaren '30 van de twintigste eeuw.
Dat verlies kwam bovenop objecten die in 1943 uit het museum gestolen waren, waaronder een aantal waterpasinstrumenten, een spiegeltelescoop van Browning, een kijker van Dollond en een astronomische refractor van Mailhat. De custos, die toch al de schier onmogelijke taak had om negen lokalen in de gaten te houden, had na het opendoen van bezoekers regelmatig het toezicht op de collectie verwaarloosd door zich in zijn werkplaats terug te trekken.
Inrichting werkplek in het museum in de jaren '30 van de twintigste eeuw.
Over deze custos vertelt ook de gevierd literair schrijver Harry Mulisch in de proloog van zijn magnum opus ‘De ontdekking van de hemel’. Hierin is de volgende passage over de custos te lezen: “In verband met zijn leeftijd was Brons aan het eind van de oorlog min of meer ondergedoken in het museum; vaak sliep hij er ook, in de zaal met dat surrealistische toestel van Kamerlingh Onnes, waarmee helium vloeibaar is gemaakt, en dat precies lijkt op een gedrocht op het rechterzijpaneel van Jeroen Bosch‘ Tuin der lusten, het muzikale inferno, en ook op de bovenste figuur van Marcel Duchamps Grote Glas.” Het apparaat dat hij beschrijft is de heliumliquefactor van natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes waarmee hij na jarenlang gezwoeg het eindelijk voor elkaar kreeg om als eerste helium vloeibaar te maken. Dit deed hij in 1908 bij een temperatuur van -269 graden Celsius.
Heliumliquefactor van natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes (collectie Rijksmuseum Boerhaave V09687)
De lenzen van Mulisch
Terug naar Mulisch, die als knaap van vijftien zelf ook regelmatig in de Leidse musea te vinden. Het liefst was hem het Nederlands Historisch Natuurwetenschappelijk Museum. en ik citeer uit zijn in 1966 in de gids gepubliceerde anekdoten rondom de dood: “De kostbaarste bezittingen van het museum, zoals de mikroskopen van Leeuwenhoek, waren in veiligheid gebracht, maar in de bovenzalen stonden nog wat teleskopen uit de achttiende eeuw, waar toch nooit meer iemand doorheen keek”, zo schreef Mulisch in het in 1966 in De Gids gepubliceerde ‘Anekdoten rondom de dood.’ De lenzen leende ik. Naar mijn inzicht bestond het wezen van de teleskoop hieruit, dat men er mee kijkt, en niet dat men er naar kijkt.” (…) “Met dit onweerlegbaar wijsgerig gelijk monteerde ik de geleende lens thuis in een kachelpijp, die ik op de manen van Jupiter en op de Andromedanevel richtte. Om de paar weken leende ik een nieuwe, in de hoop, dat het een sterkere zou blijken. Gedreven door de ontzaglijke eerbied voor de Akademie, die mij toen bezielde, bracht ik de vorige steeds terug. Had ik het maar niet gedaan, dan waren zij voor de wetenschap behouden gebleven. Aan het eind van de oorlog, toen ik alweer andere interesses had, werd de betreffende vleugel van het museum door een bom verwoest.” Alleen de laatste lens die hij leende bleef in zijn bezit. Mulisch zei hier later over: “Eigenlijk heb ik die lens gered, want op die zaal van het museum viel later in de oorlog een bom. Alles verwoest, behalve mijn lens.”
De Leidsche Sphaera
De Leidse Sphaera (collectie Rijksmuseum Boerhaave V09619)
Van deze grote Nederlandse schrijver gaan we terug naar het bombardement van 1944. Zoals gezegd lag het museum in puin. Hierbij waren ook verschillende objecten uit de collectie beschadigd geraakt, waaronder het oudst bewaarde planetarium van Nederland: de Sphaera Movens, bijgenaamd de Leidsche Sphaera. Oud hoofd restauratie Arie de Vink heeft de zwaarbeschadigde Sphaera door de weggeslagen muur vlak na het bombardement waargenomen: de grote ringen van het planetarium waren verbogen en de dierenriem was er af. Toen De Vink in 1952 in dienst trad van het museum, was de Sphaera al weer gerepareerd door ‘ene Algra’ van het Kamerling Onnes laboratorium, een leerling instrumentmaker. Helaas waren de figuren op de dierenriem op een modern gelast frame gemonteerd in plaats van op hun originele montering. Ook had Algra blijkbaar niet de juiste informatie. Foto’s van het planetarium van voor de oorlog laten immers zien dat de sterrenbeelden in de correcte richting geplaatst zijn, terwijl deze in het nieuwe frame in tegengestelde richting waren gemonteerd.
Hierna heeft de Sphaera nog verschillende keren een onderhoudsbeurt gekregen, zoals het in de was zetten en het beschermen van blank metalen delen tegen roest. Ook is de houten voet gerestaureerd, waardoor de teksten op de panelen weer leesbaar zijn geworden. In 2013 is het restaureren zeer grondig aangepakt door het object schoon te maken, roestvrij te maken en het weer zichtbaar te maken van graveringen en materialen. Dit gebeurde onder meer door het aanbrengen van een laagje natuurlijke schellak waarmee metalen onderdelen worden beschermd tegen het corroderen. Daarnaast heeft de restauratieafdeling een aantal ontbrekende onderdelen vervangen; zo is de ring met maantjes rondom Venus opnieuw vormgegeven en een ontbrekend deel van het sterrenbeeld tweelingen is bijgemaakt. Maar de richting van de tekens van de dierenriem is niet gecorrigeerd, dat betekent dat de sterrenbeelden wel in de juiste volgorde staan, maar dat ze de verkeerde kant opgegaan. Hiervoor is gekozen omdat de foutieve plaatsing niet alleen een stuk van de historie van de Sphaera vertelt, maar nog belangrijker het onverstandig is dit aan te passen door de fragiele staat van de sterrenbeelden. Doordat de oude ring er niet meer is, zou er een nieuwe ring gemaakt moeten worden én daarvoor zouden de sterrenbeelden in fragiele staat bewerkt moeten worden om daarop te passen. Daarom is de Sphaera gerestaureerd met deze foutieve plaatsing. Toch mag het resultaat er zijn: een prachtig planetarium waarbij alle graveringen weer duidelijk leesbaar zijn.
Restauratie van de korenmolen
De Leidsche Sphaera is niet het enige object dat zwaar beschadigd is geraakt en nu weer in oude glorie is hersteld. Ook het negentiende-eeuwse model van een korenmolen lag na het bombardement tijdens de tweede wereldoorlog in splinters en is door precies vakwerk weer prachtig gerestaureerd. De foto’s laten zien hoe dit object weer is herrezen als een fenix uit de as.
Foto's van de restauratie van een model van een negentiende-eeuwse korenmolen (collectie Rijksmuseum Boerhaave V22445)