De Brazilianen hebben een president gekozen die weinig op lijkt te hebben met de bescherming van de natuurrijkdom in zijn land. Maar nu de Amazone in brand staat, keert de bevolking zich toch tegen Bolsonaro en zijn regering. Wie aan de Amazone komt, komt aan de Braziliaan. En niet alleen degene die in het Amazonegebied woont. Ook de stedeling uit São Paolo en de Zuid-Braziliaan die duizenden kilometers verderop woont, ervaren een emotionele binding met de bossen en rivieren die ze misschien zelf nooit hebben gezien.
In de negentiende eeuw begonnen burgers in westerse landen zich verbonden te voelen met grond waarop ze leefden, en de natuur, bevolking en tradities die deze heeft voortgebracht. De Duitser spreekt weemoedig over die Heimat, de Amerikaan over zijn homeland. Dat de Nederlander er uit luiïgheid geen term voor heeft bedacht, maakt ook hier de verknochtheid aan de eigen grond er niet minder om (je kunt wel weer in goed Nederlands ‘heimwee’ hebben).
Heimatgevoelens hebben iets dubbels. Ze hebben namelijk betrekking op de eigen lokale omgeving, maar tegelijkertijd ook op het land, en soms ook nog op de streek of provincie. Een Eindhovenaar is trots op zijn stad, koestert de Brabantse nachten, en juicht tevens voor Oranje. Zelfs het feit dat ook Amsterdammers tot hun landgenoten behoren, weerhoudt Rotterdammers er niet van om zich net zo goed Nederlander als Rotterdammer te voelen - om de paradox maar eens scherp neer te zetten. Dankzij deze dubbelhartigheid van de heimat kunnen landschappelijke iconen zowel de regionale als de nationale identiteit schragen. De Deltawerken zijn een uithangbord voor Zeeland, maar ook voor Nederland. En een Carioca (inwoner van Rio) kan zich zo hartstochtelijk verbonden voelen met een regenwoud dat hij alleen van ansichtkaarten kent.
J. C. Man, liberaal hervormer van het Zeeuws Genooschap. Afgedrukt in: Archief: mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1910.
Mijn onderzoek naar de natuurverzamelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen in de negentiende eeuw legt het begin van de Zeeuwse heimatcultus bloot. Al vanaf de oprichting in 1769 verzamelde dit genootschap flora en fauna. Deze kwamen uit Zeeland zelf, maar ook uit de koloniën of elders uit de wereld. Het Zeeuwse rariteitenkabinet bevatte objecten zo uiteenlopend als een ‘reuzenradijs’, een Egyptische mummie of tropisch ‘slangpoeder’. In deze pronkstukken bewonderden de gelovige Zeeuwen ‘de wijsheid en grootheid van den Schepper op het luisterrijkst’.
In de loop van de negentiende eeuw richtte het collectievizier zich steeds sterker op de eigen provincie. Katalysator was de crisis waarin het genootschap halverwege de eeuw belandde. Als uitdrukking van de oude regentensamenleving leek het zichzelf te hebben overleefd. Een grondige hervorming in de jaren 1860 naar liberaal-democratische snit bracht een nieuw elan. De ‘gewone’ leden kregen gelijke rechten aan die van de ‘directeuren’ (de regenten die het altijd voor het zeggen hadden gehad). Maar ook de kijk op de collectie veranderde. De liberale hervormers verwijderden alle religieuze connotaties en maakten het systematisch verzamelen van de eigen Zeeuwse omgeving het speerpunt van de verzamelactiviteiten. Een onbeduidend maar nog ontbrekend inlands kevertje kon nu van een grotere waarde zijn dan een Egyptische antiquiteit van duizenden jaren oud. De rationeel-modernistische geesteshouding van de liberale hervormers vierde hoogtij tijdens de festiviteiten rond het honderdjarig bestaan van het genootschap in 1869. Het jubileumboek dat het genootschap bij deze feestelijke gelegenheid uitbracht, bestond voornamelijk uit honderden pagina’s met gortdroge naamlijsten van de diverse deelcollecties.
Strandplevier, een ‘echte’ Zeeuwse vogel. Foto Davidvraju
De klinische aanpak van de liberale hervormers lijkt nog mijlenver af te staan van de romantische inslag en irrationele kanten van het heimatgevoel. Maar hun systematische verzamelingen kenden al wel de ambivalentie dat ze zowel bijdroegen aan de collectie-Nederland als aan de Zeeuwse eigenheid daarbinnen. Bovendien beperkten de genootschapsleden zich niet tot natuurverzamelingen, maar begonnen ze ook archeologische en volkenkundige collecties uit de provincie aan te leggen. Vooral de traditionele Zeeuwse klederdrachten die ze boven water brachten, groeiden uit tot belangrijke symbolen van de Zeeuwsche heimatbeleving (en van Nederland!). In het museum waarin het genootschap de collecties tentoonstelde, kon eenieder, ongeacht rang of stand, zich met de heimat verzeenzelvigen - een toonbeeld van inclusiviteit, zouden we nu zeggen.
‘Heimat’ roept voor velen beelden op van kneuterige heemkundekringen, bekrompen traditionalisme en zelfs van xenofobie. Het voorbeeld van het Zeeuwsch Genootschap toont de historische onjuistheid hiervan. Het sentiment kwam voort uit een vooruitstrevende burgerij met een open blik, en er ging een positieve, scheppende kracht vanuit. De vele lokale liefhebbers die elders net als de Zeeuwen de lokale flora en fauna in kaart brachten, stimuleerden een verknochtheid aan de (lokale) natuur en vormden de grondslag voor de eerste natuurbeschermingsorganisaties. En als de Brazilianen hun president tot actie kunnen dwingen wordt de heimat misschien wel de redding van de Amazone.
De Amazone-rivier, 27 september 2004. Foto Joel Takv
Ad Maas
Een artikel met mijn onderzoek verschijnt in een herdenkingsbundel die later dit jaar verschijnt naar aanleiding van het 250-jarig bestaan van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.