Bij graafwerkzaamheden in 2015 op de locatie van een oude Delftse gracht is iets gevonden dat leek op een kogelhuls. Maar na reiniging waren glaasjes zichtbaar aan de uiteinden en werd Rijksmuseum Boerhaave ingeschakeld voor nader onderzoek.
Hoofdrestaurator Paul Steenhorst en conservator Tiemen Cocquyt herkenden het als een telescoop en dateerden deze op de eerste helft van de zeventiende eeuw. Daarmee was het in één klap de oudst bekende telescoop die in Nederland bewaard is gebleven.
Het onderzoek
‘Het zag er allemaal primitief uit, met dikke lagen corrosie die minutieus verwijderd zijn. Het blijkt om een blikken buisje te gaan. Beide lensjes zijn voorzichtig verwijderd en schoongemaakt – het kijkertje doet het weer!’ aldus hoofdconservator Paul Steenhorst. Conservator Tiemen Cocquyt vult aan: ‘Aan één uiteinde zat een glazen lensje (het objectief), meer een glasscherf eigenlijk, van 12 mm in diameter, aan de ene kant bol en aan de andere kant vlak. Aan het andere uiteinde zat een plat/holle lens (het oculair). Dit is in overeenstemming met de constructie van de eerste generaties telescopen. Bij het objectief is alleen het centrale deel van 5 mm goed genoeg geslepen om als telescoop te kunnen functioneren.’
Deze kenmerken, samen met de luchtbelletjes in het glas, sluiten aan bij technologische beperkingen die horen bij de eerste helft van de zeventiende eeuw. Ook komt het uiterlijk van het kijkertje overeen met prenten uit die periode. En Delft, zo weten we uit bronnen, was toen een centrum van kijker-productie, inclusief een bloeiende kruisbestuiving tussen kunst en optiek. De opgraving ging, zoals gebruikelijk, naar het lokale museum waar het gevonden is. De oudste telescoop van Nederland is te zien in het Museum Het Prinsenhof in Delft.
Tiemen Cocquyt deed eerder een ontdekking in het depot van Rijksmuseum Boerhaave. Een ivoren object dat als 'medicijnbusje' in de collectiecatalogus werd omschreven, bleek na het onderzoek van Cocquyt een telescoopje te zijn. In 2016 ontving Tiemen Cocquyt een NWO-beurs voor zijn onderzoeksproject naar 17de-eeuwse telescopen en microscopen. Cocquyt ontwikelde voor zijn onderzoek een mobiel hightech-meetinstrument. Op die manier kon hij ter plekke metingen verrichten en zo de ontwikkeling en praktijk van de Nederlanse en internationale optische cultuur in kaartbrengen. In het bijzonder onderzocht hij slijpkenmerken en de kwaliteit van eeuwenoude kijkers uit collecties in Nederland, Duitsland en Zwitserland.